
Koffie is een fruitsoort en net als een fruitsoort bestaan er meerdere soorten en variëteiten.
De koffieplant:
De koffieplant heeft ruwweg 2 hoofdsoorten: Canephora en arabica.
Deze hebben beide variëteiten onder zich. Waar Arabica meer dan 120 variëteiten telt, heeft Canephora maar er maar 6, waar Robusta de hoofd variëteit is.
Variëteiten:
Variëteiten ontstaan door een kruising van twee of meer soorten koffies. Dit kan van nature voorkomen, maar over de decennia heen heeft de mens ook gericht bepaalde planten gekruist met elkaar. De redenen hiervoor verschillen, maar de grootste zijn om controle te hebben over zowel smaak van de koffie als weerbaarheid van de plant. Sommige variëteiten, zoals Robusta, zijn namelijk weerbaarder tegen ziektes en ongedierte.
Arabica:
Deze koffiesoort groeit in hoge gebieden, minstens 1000 meter boven zeeniveau. Hier heeft de plant minder last heeft van bacteriën en ziektes, waardoor hij van nature minder cafeïne produceert (dit is namelijk een afweerstofje). Dit resulteert in subtielere smaken in de koffie die aanzienlijk minder bitter zijn dan koffies die lager hebben gegroeid. Hoewel elke sub-variëteit zijn eigen unieke smaakprofiel heeft, zijn de Arabica koffies vaak fruitig, complex en verfijnd.
Canephora:
Deze soort groeit in tegenstelling tot de Arabica plant laag, vanaf 0 tot 800 meter boven zeeniveau. Omdat in deze lagere gebieden meer ongedierte leeft, ziektes kunnen ontstaan en hogere temperaturen aangetikt worden, maakt de plant meer cafeïne aan om te kunnen overleven. Dit maakt de koffie van deze plant dan ook bitterder. Koffies die voortkomen uit Canephora zijn vaak, vol, houtig, notig en bitter.